Op een jeneverbesboom verschijnen bruine, meerjarige gallen op de takken. Wanneer deze volgroeid is, blijft hij in het voorjaar, wanneer het waarschijnlijk regenachtig weer is, oranje, geleiachtige horens produceren. Soms sterft de tak voorbij de gal, maar verder ondervindt de gastheerjeneverbes geen verdere schade.
Op een appel- of sierappelboom verschijnen de vlekken als ronde gele vlekken op de bladeren kort na de bloei. In de late zomer verschijnen er bruinachtige clusters van draden of cilindrische buizen onder vlekken op bladeren, twijgen of fruit.
Wat betreft de duur van de ziekte, de gallen verschijnen zeven maanden na het begin van de infectie. Ze beginnen te transformeren in gelatineuze massa’s na 18 maanden. Golfbalachtige depressies verschijnen dan op de gal en maken plaats voor teleutosporische hoorns in de volgende lente. In de lente regen worden de bruinachtige teleutosporische hoorns langer en worden ze fel oranje. Nadat ze hun sporen hebben losgelaten, hangen de hoorns, drogen uit en vallen eraf. Hoewel de gallen dan sterven, blijven ze minstens een jaar aan de boom vastzitten. Infectie is veel duidelijker in de lente wanneer de gal bedekt is met gelatineuze massa’s.