“Mijn vader werkt bij het Pentagon”
“Mijn vader werkt bij het Pentagon.”
Zodra die woorden de mond van de tienjarige Malik Johnson verlieten, barstte er gelach los in de klas van groep vijf op Jefferson Elementary. Juf Karen Whitmore, zijn lerares, hield op met schrijven op het bord en draaide zich naar hem om, haar wenkbrauwen fronsend van twijfel.
« Malik, » zei ze langzaam, « onthoud dat we hier allemaal eerlijk zijn. Dingen verzinnen is niet respectvol. »
Er klonk gegiechel door de klas. Jason Miller, de klasclown, grijnsde en riep: « Ja hoor! En mijn vader is de president! » Het gelach werd luider.
Maliks gezicht werd rood. Hij loog niet. Toch was elke blik op hem gericht vol spot. Zijn vriend Aiden wierp hem een snelle, meewarige blik toe, maar zei niets.
« Kom op, » mompelde Emily Carter, « je moeder werkt in de supermarkt. Als je vader bij het Pentagon werkte, zou je hier niet wonen. »
De woorden waren pijnlijk. Mevrouw Whitmore zuchtte en richtte zich weer op haar les. « Oké, klas, laten we verdergaan. Wie wil er nu iets delen? »
Malik boog zijn hoofd en krabbelde zachtjes in zijn notitieboekje. Vanbinnen kookte hij van pijn. Hij had niet geprobeerd op te scheppen. Hij vertelde gewoon de waarheid. Zijn vader was eigenlijk defensieanalist bij het Pentagon. Maar niemand kon verder kijken dan zijn huidskleur, zijn buurt of zijn kleding.
Tien minuten later