Ik ben Richard, dit jaar 61. Mijn vrouw is acht jaar geleden overleden en sindsdien was mijn leven niets meer dan lange stiltes. Mijn kinderen waren zo vriendelijk om even te komen kijken, maar hun leven ging te snel om te kunnen volgen. Ze kwamen met enveloppen vol geld, gaven medicijnen af en gingen weer weg.
Ik dacht dat ik vrede had gesloten met de eenzaamheid, totdat ik op een avond door Facebook scrolde en een naam zag die ik dacht nooit meer te zullen zien: Anna Whitmore.
Anna, mijn eerste liefde. Het meisje met wie ik mezelf ooit had beloofd te trouwen. Ze had haar in de kleur van herfstbladeren en haar lach was een lied dat ik me na veertig jaar nog steeds herinnerde. Maar het leven had ons uit elkaar gedreven – haar familie was plotseling verhuisd en ze was uitgehuwelijkt voordat ik überhaupt afscheid kon nemen.
Toen ik haar foto weer zag, grijze strepen in haar haar, maar nog steeds dezelfde vriendelijke glimlach, voelde ik me alsof de tijd was teruggedraaid. We raakten aan de praat. Oude verhalen, lange telefoongesprekken, en dan koffiedates. De warmte was er meteen, alsof de decennia ertussen nooit hadden plaatsgevonden.
En zo trouwde ik op 61-jarige leeftijd opnieuw met mijn eerste liefde.
Onze bruiloft was simpel. Ik droeg een marineblauw pak, zij droeg ivoorkleurige zijde. Vrienden fluisterden dat we er weer uitzagen als tieners. Voor het eerst in jaren voelde mijn borstkas weer levend aan.
Die avond, nadat de gasten vertrokken waren, schonk ik twee glazen wijn in en leidde haar naar de slaapkamer. Onze huwelijksnacht. Een geschenk waarvan ik dacht dat de leeftijd het me had afgenomen.
Toen ik haar hielp haar jurk uit te trekken, zag ik iets vreemds. Een litteken bij haar sleutelbeen. Toen nog een, langs haar pols. Ik fronste – niet vanwege de littekens, maar vanwege de manier waarop ze terugdeinsde als ik ze aanraakte.
“Anna,” zei ik zachtjes, “heeft hij je pijn gedaan?”