Ik stapte naar voren, mijn stem zacht. « Dank je, » fluisterde ik tegen Ellen.
“Waarvoor?” vroeg ze.
« Omdat je van hem hield toen hij jong was. Omdat je je belofte nakwam. Omdat je ons een deel van hem liet zien dat we nooit kenden. »
Ze knikte en glimlachte door haar tranen heen. « Hij was het waard. »
Later hoorden we dat ze zijn brieven met linten dichtgebonden had bewaard en dat die jurk een halve eeuw lang in een doos had gezeten. Ze had hem niet gedragen voor een bruiloft, maar als afsluiting – uit liefde.
Die avond zat ik op de veranda met een oud fotoalbum. Foto’s van mijn vader door de jaren heen, lachend, liefhebbend, levend. Dezelfde glimlach waar Ellen onder de lichten van het eindexamenfeest voor was gevallen. En ik besefte iets wat ik tot dan toe nooit had begrepen:
We bezitten de mensen van wie we houden niet. We delen ze met het verleden, met anderen, soms met de geesten van wat had kunnen zijn.
Die dag nam ik niet alleen afscheid van mijn vader. Ik ontmoette hem opnieuw omdat hij de jongen was die danste, de soldaat die brieven schreef, de man die twee grote liefdes in één leven met zich meedroeg.
Liefde verdwijnt niet. Ze blijft hangen in beloftes, in jurken die in dozen worden bewaard, in de ruimte tussen afscheid en eeuwigheid.